in de eerste helft van de 20e eeuw had China al lichte industrie in de kuststeden onder westerse invloed en zware industrie in Mantsjoerije onder Japanse invloed.]Het was een bescheiden onderdeel in een voornamelijk agrarische economie. De Chinees-Japanse oorlog (1937-1945), de Russische ontmanteling van de Mantsjoerijse industrie in 1945, de burgeroorlog tussen nationalisten en communisten (1948-1949) en tot slot de hyperinflatie in diezelfde periode hadden de industriële productie sterk gereduceerd.

De communistische partij nam na deze ontwikkelingen krachtige maatregelen. De inflatie werd beteugeld, communicatie- en transportlijnen gerepareerd en in 1953 werden alweer de vooroorlogse productieniveaus bereikt. Dit proces ging gepaard met een socialisering van de economie, landhervormingen en collectivisatie op het platteland, het bankwezen, de mijnbouw en veel industrie werden genationaliseerd.] China ontving hierbij veel financiële en technische steun vanuit de Sovjet-Unie. Het eerste vijfjarenplan (1953-1957) was geheel naar stalinistisch voorbeeld gemodelleerd. Het spaaroverschot werd afgeroomd en geïnvesteerd in vooral zware industrie, de lichte industrie en landbouw werden niet vergeten maar kregen duidelijk minder geld.

Omstreeks 1957 kwam het tot een breuk met het Sovjet model, de partij vond het niet bij de Chinese werkelijkheid passen. Er was te veel aandacht voor de stedelijke industriële sector en dit ging ten koste van de zeer belangrijke landbouw. Met de Grote Sprong Voorwaarts werd het model gewijzigd, een versnelling van de collectivisering van de landbouw, investeringen in kleine arbeidsindustrie industrie op het platteland en de grote mobilisatie van arbeidskrachten voor infrastructurele werken In 1960 verbrak opeens de Sovjet-Unie zijn contracten voor technische hulp. Russische technici verdwenen met bouwtekeningen waardoor allerlei projecten half afgemaakt achterbleven en bestaande fabrieken minder produceerden door het vertrek van managers.

In antwoord op deze situatie richtte de Chinese leiders zich weer op de landbouw. De industriële productie van landbouwwerktuigen, kunstmest en irrigatiepompen kreeg veel aandacht. De landbouwproductie verbeterde en de industrie kon zich langzaam maar zeker herstellen. De buitenlandse handel verschoof van de Sovjet-Unie en andere communistische landen naar de kapitalistische westerse wereld. Er werd genoeg geld verdiend om de schulden aan de Sovjet-Unie af te lossen en zelfs bescheiden ontwikkelingshulp te verstrekken. De Culturele Revolutie (1966-1976) had een ingrijpend effect op de Chinese samenleving. sinds de invoering van marktgerichte economie in 1978 is china uitgegroeid tot de snelst groeiende economie. de groteste exproteur en de 2e grootste importeur. china is een erkend nucliair wapen staat. grootste staande leger met op 1 na grootste defentie budget. de chineese cultuur is een van de ouste en complexte economies van de wereld.